‘De geheime kamer’ is een metanarratief dat de 12 narratieven uit Beroepsbrieven verbindt. Het kan gelezen worden als een metafoor voor een toekomstige werkelijkheid waarin de interpretaties van de brieven door onderzoekers creatief en expressief in verhalende elementen zijn uitvergroot.
Het Jaar 2151
Al voordat de wekker gaat wordt Stephan wakker van een onrustig gevoel in zijn buik. Het voelt alsof hij een zoemende batterij heeft doorgeslikt. ‘Wakker worden, opgelet, er staat iets te gebeuren vandaag’ zegt het gevoel en binnen een seconde is hij klaarwakker. Vandaag begint Stephan aan zijn nieuwe baan. Hij wordt leraar op een school. Een school die als eigenzinnig te boek staat (leerlingen mogen geen korte broek dragen bijvoorbeeld), maar dat maakt Stephan niet uit. Hij is allang blij dat hij werk heeft gevonden op een echte school. In een schoolgebouw met collega’s en leerlingen. Hij is een geluksvogel (1) dat hij de kans krijgt om een band op te bouwen met leerlingen die hij straks dagelijks zal zien en vraagt zich opnieuw af waarom ze hem gekozen hebben. Maar ook dat maakt hem niet echt uit, zolang hij niet meer op een virtuele school hoeft te werken is hij de gelukkigste leraar van het land. Stephan heeft als leraar meegemaakt dat de scholen sloten. Hij las onlangs een verontrustend overzichtsartikel (2) over de gebeurtenissen:
Door schadelijke gassen in de buitenlucht werden de afgelopen honderd jaar de gezondheidsrisico’s gigantisch. Mensen liepen de ene na de andere ziekte op. De gassen velden duizenden ouderen en leidde tot ernstige mutaties bij kinderen. Gezonde volwassenen lijken het minst last te hebben van de gassen, maar velen hebben jonge of oude familieleden verloren. Iedereen kent wel iemand die te maken heeft gehad met een verlies. Tegenwoordig mogen kinderen tot 21 jaar vanwege hun eigen veiligheid alleen het huis verlaten in speciale, hermetisch afgesloten pakken, die lijken op ruimtepakken, en de meeste scholen voor fysiek onderwijs zijn gesloten. Er zijn nu virtuele scholen waarbij digitale groepslessen worden gegeven en leerlingen overwegend via een VR-bril gepersonaliseerd onderwijs krijgen. Sommige kinderen zijn echter ‘neutraal’ gebleken: zij ervaren geen problematische mutaties waarschijnlijk doordat hun lichaam is aangepast aan de gassen in de atmosfeer. Voor deze kinderen gelden uitzonderingsregels, zoals dat zij naar een ‘gewone’ school mogen gaan.
De bekende geur van koffie kriebelt Stephan zijn neus en tevreden staat hij op. Zijn man, Marcus, is net thuisgekomen en heeft koffiegezet. Omdat het gas inmiddels op is en groene energie duur, gebruiken ze het koffiezetapparaat maar af en toe, meestal op de ochtenden dat Marcus thuiskomt van een nachtdienst en dan eten ze er samen jam op brood bij. Maar vandaag niet, Stephan heeft geen trek want is te zenuwachtig voor de start van zijn nieuwe baan.
Eerste indruk
Het schoolgebouw bevindt zich aan de rand van de stad. Het is een statig, oud en grijs gebouw met brede, hoge zuilen en torentjes, dat doet denken aan een spookkasteel. Als Stephan het schoolplein oploopt, merkt hij dat er niets groeit, de speelplaats is bedekt met stoeptegels en asfalt. Door de harde föhnwind uit het zuiden voelt hij zich onbeschut (3) en hij snelt naar binnen. De leerlingen zijn er nog niet – hij is ruim op tijd. Hij kan bijna niet wachten tot de gangen gevuld zijn met kinderen en puberende tieners – straks ‘zijn’ tieners – en probeert te focussen op het vinden van de lerarenkamer.
In de hal hangen borden met eindeloze woorden in klein lettertype. Hij moet dichterbij komen om te lezen dat het de schoolregels zijn – degene die hij ook van tevoren kreeg toegestuurd in een bestand zo groot als een boekwerk. Hij leest: “leerlingen vanaf vijf jaar dienen met twee woorden te spreken. Leraren worden aangesproken met meneer en mevrouw gevolgd door de achternaam.” Even verderop: “leerlingen lopen in rust en stilte door de gangen en houden rechts aan”. Helemaal onderaan: “ieder jaar wordt een prijs uitgereikt aan de leerling en leraar die deze regels het best uitdraagt”. Zou iedereen zich aan al die regels houden? vraagt Stephan zich af. Hij voelt weer de zoemende batterij in zijn buik als hij leest “meisjes mogen oorbellen dragen, jongens niet” en het gouden ringetje in zijn linkeroor aanraakt. Moet en wil hij zich aan al die regels houden (4)?
Hij wordt afgeleid van deze gedachte doordat hij, in de verder uitgestorven ruimte, iemand de trap op ziet lopen. Hij besluit de persoon te volgen en waant zich al snel in een doolhof van identieke gangen, de een nog sterieler dan de ander. Hoe kan iemand zijn weg hier vinden, zeker de jongere leerlingen? Zouden er weleens leerlingen kwijtraken? Dat is vast tegen de regels, denkt hij grijnzend. Hij volgt de gedaante nog net door een grijze deur waarna hij ineens tussen de drukte staat: leraren. Dit zijn ze – ziet hij direct – zijn collega’s. Hij maakt bijna een sprongetje van blijdschap om in fysieke aanwezigheid van andere leraren (5) te zijn.
Gewapend met koffiemokken kijken ze hem eerst onderzoekend aan. “Hoi” zegt Stephan “ik ben de nieuwe leraar (6) geschiedenis en maatschappijleer, wat leuk om jullie te ontmoeten”. De gezichten verzachten bij het horen van deze woorden (iemand achterin roept dat ze vreesden dat hij van de inspectie (7) was) en hij wordt warm onthaald met vriendelijke vragen en blije gezichten. Iemand drukt een kop koffie in zijn hand. Het is een lange, brede dame met een zwierige rok. Ze stelt zich voor als Helma, geschiedenisdocent in de tussenbouw en ze maken een praatje. Helma komt over als een zacht en warm persoon en Stephan is blij dat ze zijn directe collega is.
Helma vraagt Stephan naar zijn visie op onderwijs en hij zegt dat hij vooral het contact met leerlingen zoekt en minder affiniteit heeft met het hiërarchische karakter van deze schoolcultuur. Ze zucht, merkbaar opgelucht, en zegt lachend: “de meeste van ons hebben niks met dat autoritaire gedoe waarbij we leerlingen moeten drillen tot wandelende encyclopedieën, ik ben blij dat we je als één van ons kunnen beschouwen”. “Probeer de eerste maanden de schoolregels te volgen, in elk geval totdat je vaste contract binnen is”, voegt ze er op zachte toon aan toe “en kom vanmiddag tijdens de grote pauze naar de koffiekamer in de L-vleugel, L4.44”. Ze verdwijnt door de grijze deur naar buiten en Stephan denkt niks bijzonders van dit verzoek – het zal wel de plek zijn waar docenten met elkaar de middagpauze doorbrengen. Hij krijgt in elk geval geen tijd om verdere vragen te stellen, want de eerste bel gaat en hij weet wat hem te doen staat: zijn lokaal opzoeken en de lessen checken die hij heeft voorbereid voor vandaag, conform de schoolregels.
De eerste paar lessen gaan Stephan goed af. Hij maakt uitgebreid kennis met zijn leerlingen (8) en presenteert kort nieuwe lesstof. Onder andere over de Grauwe eeuw, voorheen de Gouden eeuw – enthousiast om een deel van het curriculum te behandelen dat in de recente geschiedenis zo is veranderd. Tijdens de grote pauze zoekt hij Helma op in L4.44, maar in plaats van een kamer is er achter de deur naar L4.44 opnieuw een gang, die dit keer in een spiraal omhoogloopt. Wanneer hij merkt dat zijn schoenen schuiven op de schuine stenen pakt Stephan een gevlochten leuning beet, door iemand gemaakt van touw in alle kleuren van de regenboog. Op het moment dat hij het touw omklemt, hoort hij boven belletjes rinkelen; zijn bezoek wordt aangekondigd. Een paar stappen verder verschijnt het hoofd van Helma.
In de geheime kamer
“Welkom in onze geheime docentenkamer”(9) zegt Helma glimlachend. Stephan stapt een kleurrijke kamer (10) binnen vol met planten, posters en prikborden. In het midden staat een grote, ronde tafel met daaromheen een bonte verzameling stoelen en krukjes – te veel om netjes rond de tafel te passen. Stephan merkt dat dit niet de gewone koffiekamer is, de ruimte voelt persoonlijk; er wordt zorg en aandacht aan besteed. Overal zitten groepjes docenten en iedereen lijkt druk met elkaar in gesprek. Niemand merkt hem op en Stephan denkt dat er over meer wordt gepraat dan de beleefde uitwisseling van elkaars weekendactiviteiten.
Helma wenkt en samen met een kale man, Achmad, geven ze Stephan een rondleiding. “Deze kamer ontstond vele jaren geleden” vertelt Achmad “een aantal collega’s raakte gefrustreerd (11) omdat er niet naar hen werd geluisterd door de schoolleiding. Ze hadden andere ideeën over het onderwijs dan de vele regels, orde en conformiteit. Maar ze konden hun collega’s en schoolleiders niet overtuigen dus creëerden ze een plek om voor zichzelf een andere school te verbeelden” (12). “Nu is deze kamer een plek waar leraren ongestoord zichzelf kunnen zijn” vult Helma aan, “zonder over hun schouder te kijken of iemand meeluistert die niet wil dat er kritiek geleverd wordt op het huidige bewind”. Dus toch een koffiekamer, denkt Stephan, maar dan een waar hij zijn oorbel in mag houden.
“Ik voel me vereerd dat ik hier welkom ben” zegt Stephan, maar tegelijkertijd heeft hij zoveel vragen, zoals is iedereen welkom in de kamer? Zijn er ook collega’s die buitengesloten worden of niets met de kamer te maken willen hebben? Is iedereen even belangrijk of is er sprake van informeel leiderschap? Wat is het nut van een geheime kamer als er toch niks verandert aan het schoolbeleid? Helma vertelt dat de meeste collega’s van het bestaan van de kamer weten, maar eens in de zo veel tijd verhuizen ze van lokaal. Alleen die collega’s zijn welkom die het idee van de kamer respecteren: een ruimte waar leraren zichzelf kunnen zijn en eigen ideeën over goed onderwijs kunnen uitwisselen. De schoolleiding heeft na talloze pogingen om de kamer te verbieden een oogje dichtgeknepen – omdat de kamer toch steeds weer ergens ‘op-popt’.
Stephan wordt voorgesteld aan twee leraren op plastic stoelen met tussen hen in een theepot (13): Ingrid en Masha. Nieuwsgierig naar wat er in deze geheime kamer wordt uitgewisseld vraagt Stephan of hij mag meeluisteren naar hun gesprek. “We hebben meer tijd nodig” zegt Ingrid tegen Masha. “Ja” antwoordt zij. “Ik zie al 20 jaar iedere dag meer dan 100 verschillende leerlingen” (14) vervolgt Ingrid “en allemaal moeten ze van hun ouders naar het digitaal technisch onderwijs, waarbij adviseurs aandringen dat íedereen dat kan en moet behalen, terwijl meer dan de helft gelukkiger zou worden van het vwo, vmbo of de havo”.
“Ja” zegt Masha weer. “We hebben veel meer tijd nodig om leerlingen te laten ontdekken wat hun talenten zijn, niet iedereen hoeft een dto-diploma” ratelt Ingrid, “dan hebben we straks alleen maar digitaal-techneuten, terwijl niemand meer een echt beroep wil kiezen” gevolgd door weer een “ja” van Masha. Deze twee zijn het in elk geval met elkaar eens, denkt Stephan, en hij vraagt zich af wat hij van Ingrid’s stelling vindt. Hij merkt dat hij er zich nog niet zo druk over kan maken. Waar hij vooral blij om is – ook al is het maar een paar uur per week – is meer interactie met leerlingen, meer dan hij een jaar geleden had durven hopen. Moeten ze niet het beste maken van de tijd die ze hebben met leerlingen?
Revolutie
“Hé, hoi, zou je me een handje willen helpen?” vraagt een korte, gezette man aan Stephan. Hij heeft een gieter in zijn hand en wijst richting een plant bovenop een kast. Stephan loopt met een vriendelijk knikje weg bij Masha en Ingrid en pakt de gieter aan. De man wijst hem de planten waar hij niet bij kan, en is Stephan dankbaar voor zijn hulp. Hij stelt zich voor als Ronald (“zeg maar Ron”), een van de conciërges (15). Ze raken aan de praat. Ron is niet in de geheime kamer om de planten water te geven, al doet hij dat met liefde. De planten zijn een van de vele projecten van een groepje leraren plus Ron om actie te ondernemen. “Een aantal van ons zitten al een tijdje na te denken over echte verandering” zegt Ron. Ron vertelt dat ze een plan hebben met de inmiddels bijna 100 planten die ze hebben verzameld in de kamer, en nog eens 200 verzameld door leraren in hun huizen. Ze willen de planten van de een op andere dag overal binnen de school verspreiden, tegels uit het schoolplein halen waar ze bomen planten, al hun posters ophangen in de gangen en een muurschildering maken op de voorgevel, uit protest. “En wat is het doel van de actie?” vraagt Stephan. “Leraren willen vanuit hun beroepsidentiteit aan het roer van het onderwijs staan (16)” zegt Ron, en ik mag erbij zijn terwijl dit allemaal begint, denkt Stephan blij. “Morgen neem ik mijn planten mee” zegt hij.
Meer lezen? Ga naar het overzicht van de twaalf fictieve verhalen.
We nodigen je uit om een reactie op dit metanarratief te plaatsen. Dit kan zijn een (emotionele) herkenning, een vraag die je op basis van het verhaal aan jezelf stelt, óf een vraag aan ‘een’ ander. Het kan ook zijn dat je door het lezen van het verhaal geïnspireerd bent geraakt om zelf een kort verhaal te schrijven dat jouw beeld of gevoel van het veranderend beroepsbeeld beschrijft, dat kan ook!
Elke reactie draagt bij aan het op gang brengen van het gesprek over emoties die spelen rond het veranderend beroepsbeeld. Je reactie zal op deze pagina te lezen zijn. Heb je dit liever niet, stuur je reactie dan naar info@expeditieteam.nl.
Geef een antwoord